De Deense filosoof Søren Kierkegaard – geboren in 1813 en tussen zijn 6e en 21ste levensjaar getuige van het overlijden van zijn drie zussen, twee broers en zijn moeder – was uitgesproken Christen. Tegelijkertijd was zijn grootste ergernis hoe het Christendom geïnterpreteerd en gepraktiseerd werd. Centraal in zijn werk staat wat het betekent voor een individu om zichzelf te worden. Hij blijft hierbij verre van tips hoe je dit wordt; dit is volgens Kierkegaard aan ieder individu zelf. Hij wilde dan ook geen volgers, niet doceren; hij wilde lezers opmerkzaam maken, door de perspectieven, verhalen en metaforen heen, ze op het spoor zetten van zijn of haar eigen mogelijkheden.
Volgens Kierkegaard verhoud je je als enkeling zowel tot jezelf, maar ook tot de hele mensheid. Een gegeven wat in de sterk geglobaliseerde hedendaagse wereld met 8 miljard mensen in een ander licht is komen te staan. Het jezelf worden als in het vertrouwen vinden, om, in de herhaling, een beweging tot een concrete volgende stap te maken, staat in zijn werk centraal.
Voor de filosofisch minder getrainde lezer is het werk van Kierkegaard niet eenvoudig toegankelijk. De boeken Vrijheid en angst en Kierkegaard: een inleiding in zijn leven en werk vormen daarentegen een relatief toegankelijke introductie tot zijn oeuvre.